Vertaling van de brief van Dr. Tallach die hij aan Bonisa stuurde n.a.v. het overlijden mevrouw M.A. Mijnders-van Woerden op 25 september j.l. De originele brief is in het Engels te lezen in het decembernummer van Bonisa magazine.
Mevrouw Mijnders benaderde ons voor het eerst in 1977. Ze had gehoord dat mijn vrouw Ishbel, onze drie kleine kinderen en ik in Taiwan waren om Mandarijn Chinees te studeren met het oog op toekomstig medisch zendingswerk in China. Toen mevrouw Mijnders over ons gehoord had, ervoer ze een last voor ons, vooral wat betreft financiële steun. Ze bad, vragend of de Heere haar zou leiden wat ze moest doen en zij hoorde Hem zeggen: ‘Geeft gij hun te eten.’(Lukas 9:13) Daarop stuurde ze ons meteen een brief waarin ze vroeg of wij het fijn zouden vinden als vrienden in Nederland ons financieel ondersteunden. Wij stemden erin toe en zo begon de link met de heer en mevrouw Mijnders via Bonisa Zending, een stichting die geld inzamelde voor zendelingen overzee.
Bovenstaande is meteen een illustratie van wie mevrouw Mijnders was. Zij zocht in Gods weg te gaan en, zodra de weg werd gewezen, sloeg ze direct de hand aan de ploeg. Ze was ook zeer resoluut. Op een keer wilde ze de Lisu christenen bezoeken die hoog in de bergen van Zuid-West China wonen. Ze ging met een groot gevolg, waaronder regeringsfunctionarissen uit de stad Kunming. Er was veel regen gevallen waardoor de berghellingen glibberig waren geworden. Men zou daarom in door ezels getrokken open karretjes naar boven worden gevoerd. De plaatselijke regeringsfunctionarissen voelden ongetwijfeld hun eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de buitenlandse ‘gast’ drukken. Zij raadden de reis sterk af. ‘Ik ga’, zei mevrouw Mijnders! Daarop gingen ze allemaal. Dit tot grote bemoediging van de Lisu gelovigen.
Na het overlijden van de heer Mijnders in 1990, bleef mevrouw Mijnders zich inzetten voor China. Ze zamelde geld in voor projecten en voor het ondersteunen van zendelingen en bezocht meerdere keren verschillende delen van het land. Bij deze bezoeken aan Hong Kong en China, werd ze enorm geholpen door een Chinese predikant die bekend werd als dominee Chen. Door zijn vele contacten met bevolkingsgroepen op het platteland en daarmee in de armere regio’s woonden, adviseerde hij haar voor welke projecten er geld nodig was. Fondsen die door Bonisa verschaft werden, brachten niet alleen hulp aan christenen maar ook aan hele gemeenschappen. Gebouwen werden gerenoveerd of gebouwd, waaronder kerken, scholen en klinieken. In een bepaald deel van China waren twee gemeenschappen gescheiden door een diepe kloof tussen de bergen, wat betekende dat communicatie alleen mogelijk was na een zeer lange tocht. Bonisa zorgde voor fondsen om een brug over de kloof te bouwen waardoor de twee gemeenschappen nader tot elkaar gebracht werden. Omdat Bonisa bekend stond als een christelijke liefdadigheidsinstelling, droeg dit bij aan het verbeteren van de relaties tussen christenen en de plaatselijke overheid. Als gevolg daarvan genoten de christenen in deze regio’s meer vrijheid dan in andere gebieden in China. ‘Wij zijn een brug’ zei mevrouw Mijnders. Het was zeer indrukwekkend dat buitenlanders op deze manier het respect van de Chinese autoriteiten verwierven terwijl de overheid gewoonlijk enige argwaan tegen buitenlanders koesteren. Zo konden zij plaatselijke christenen helpen bij hun leven en getuigenis, zonder ook maar een woord Chinees te kunnen spreken. De Heere werd hier zeker in verheerlijkt.
Door mevrouw Mijnders en Bonisa ontvingen Ishbel en ik uitnodigingen om te spreken bij diverse gelegenheden in Nederland. Ik had het voorrecht om bij deze bijeenkomsten te spreken over het werk in Hong Kong en China. Vaak werd ik daarbij vertaald door de neef van mevrouw Mijnders, Jan van Woerden. Hij was een goede vriend. Het was altijd fijn om hem te ontmoeten en geestelijke gemeenschap te ervaren. Tijdens onze bezoeken aan Nederland woonden wij meestal ook een vergadering bij van het bestuur van Bonisa. Wij waren altijd onder de indruk van de warmte en de gastvrijheid die wij ervoeren bij iedereen die wij ontmoetten. De oprechte interesse in ons werk en de nadruk op Gods genade en goedheid trof ons.
Mevrouw Mijnders was voor ons een voorbeeld van godsvrucht. Ze was een vrouw van gebed. Wij twijfelen er niet of wij zijn door haar gebed gezegend, waarschijnlijk zelfs meer dan door de gulle financiële ondersteuning die wij ontvingen. Zoals gezegd was het altijd haar oogmerk om de wil van haar Meester te doen, met niet aflatende ijver. Ze was een uitmuntend spreekster en na elk bezoek kwam ze thuis met een schat aan foto’s! We hebben haar in 2017 voor het laatst ontmoet. Ze vertelde ons toen dat ze bad om de Heere Die ze liefhad nog vijf jaar te mogen dienen. Van haar zoon Cor, ook een goede vriend van ons, begrepen wij het volgende: Ondanks dat ze voornamelijk aan bed gebonden was in haar laatste dagen, vroeg ze de Heere: ‘Wat wilt U dat ik vandaag doen zal?’ Vrijdagmorgen vroeg, op 25 september jl. was Zijn antwoord: ‘Ik wil dat je Thuiskomt.’ ‘Opdat gij ook zijn moogt waar Ik ben.’ (Joh. 14:3) In Zijn aanwezigheid is verzadiging van vreugde. Daar heeft zij iets van met ons mogen delen op aarde. God zij gedankt.
Met warme groeten,
Cameron (Tallach)
Met uw bijdrage kunnen wij Gods Woord in Azië verspreiden en leefomstandigheden verbeteren.